Borduren is het versieren of het maken van een afbeelding op linnen door middel van een draad. Meestal wordt dit met katoendraad gemaakt, hoewel ook met wol, zijde of andere materialen kan worden geborduurd.
• Borduurlinnen
• Draad
• Naald
• Patroon
• Schaar
Borduren begint in het midden van het doek. Hierdoor staat het borduurwerk mooi centraal, zijn de marges aan alle kanten gelijk.
Zoek het midden op door het linnen in 4 delen te vouwen. Bepaal het midden van het patroon. Meestal staat dit al aangegeven op het patroon met een gekleurde lijn.
Van de kleur van de steek in het midden wordt de eerste opzet gemaakt. De steken die (redelijk) in de buurt zijn van dit midden kan je met 1 draad achter elkaar maken.
Over het algemeen, niet meer dan 2 centimeter tussen 2 steken vrij laten, omdat het draad dan gaat hangen of trekken.
Borduurgaren wordt doorgaans in strengen geleverd. Dit zijn 6 draden die bij elkaar zitten. Deze moeten worden gesplitst om de enkele draadjes te gebruiken.
Meestal worden er 1, 2 of 3 draadjes samen gebruikt om te borduren. Het patroon geeft aan hoeveel draadjes samen moeten worden genomen bij de verschillende steken.
Een draad wordt aangehecht om te beginnen met de steken. Maak hiervoor geen knoopjes, maar voer de draad door de lusjes van het linnen.
Het hoeft niet heel strak, maar wel voldoende zodat het niet gelijk los komt als je er lichtjes aan trekt.
De meest gebruikte steek is de kruissteek.
De kruissteek wordt eerst opgezet voor alle aansluitende steken die met deze draad worden gemaakt. Deze wordt altijd van links onder naar rechts boven gemaakt. (figuur 3A).
Daarna ga je terug om de kruis te maken, van rechts onder naar links boven (figuur 3B).
Zorg dat de spanning op de draad overal gelijk is. Deze moet niet te strak en niet te los zitten.
Een halve kruissteek is het zelfde principe, alleen wordt hier de 2e helft niet gemaakt. Het draad gaat alleen 1 kant diagonaal. De andere diagonaal om een kruisje te maken wordt niet geplaatst. Dus alleen de eerste stap van de kruissteek wordt gezet (zie figuur 3A)
Een halve steek wordt meestal van links onder naar rechts boven geplaatst. In sommige gevallen geeft het patroon aan dat deze van rechts onder naar links boven wordt gezet.
Een stiksteek is een streep die wordt geplaatst. Dit kan horizontaal, verticaal of diagonaal. Een stiksteek wordt vaak over een andere steek heen geplaatst.
De stiksteken worden van rechts naar links gezet. Bij de eerste steek komt de draad bij gaatje 1 naar voren. Deze gaat dan bij gaatje 2 weer naar achteren. Vanaf hier wordt achterstevoren gewerkt. De draad komt weer bij 3 naar voren. De steek gaat naar rechts, bij 2 naar achteren. Bij 4 naar voren, naar 3 naar achteren. Enzovoorts.
Een knoopje in het borduurwerk. Een dikkere punt.
Breng de naald naar voren. Wikkel de draad 2 a 3 keer er omheen (afhankelijk hoe dik je de knoop wil).
De naald vervolgens strak naast het origineel gaatje weer terug naar achteren brengen.
Afhechten niet met een knoopje vastmaken. Breng het draad aan de achterkant van het linnen door de steken heen. Voor extra stevigheid kan dit een tweede keer door de achterkant van de steken worden gehaald. Het overige deel van het draad kan worden afgeknipt.
Als het borduurwerk helemaal klaar is, deze 2 a 3 minuten in water op kamertemperatuur laten weken.
Voorzichtig afspoelen en dan op een vlak oppervlakte laten drogen. Niet uitwringen of ophangen om te drogen.
